De Roode Tooren Doesburg houdt op donderdag 10 september een lezing over de Gelderse riviervisserij van 1700 tot 1950. De lezing begint om 20.00 uur en vindt plaats in Het Meulenhuus, Bergstraat 48 in Doesburg. Dr. Aart Bijl uit Zaltbommel verzorgt de lezing. De toegang voor leden is gratis en niet leden betalen 5 euro per persoon.
Tijdens de middeleeuwen werd al druk op de grote en kleine rivieren gevist. Een gedeelte van de vangsten werd geëxporteerd, onder andere naar Duitsland en Engeland. De ontwikkeling van de riviervisserij wordt geschetst tot het begin van de negentiende eeuw.
Gedurende de negentiende eeuw lopen de visvangsten op. Honderden vissers dielangs de rivieren wonen, verdienen hun brood met de vangsten van trekvissen zoals zalm, elft, houting, paling, steur en standvissen als snoek, brasem en alver.
De manier waarop de vissen worden gevangen verschillen per soort. Veel viswaterwordt verpacht. In de periode 1830-1850 lopen de vangsten terug, hetgeen de overheid noodzaakt tot het nemen van maatregelen. Helaas blijken dat lapmiddelen te zijn omdat niets wordt gedaan aan de problemen die de trekvissen ontmoeten om hun paaiplaatsen te bereiken aan de Boven-Rijn. De rol van de overheid bij de vele problemen wordt eveneens besproken.
Belangrijke vissersplaatsen in het Gelderse rivierengebied liggen langs de Waal,Rijn, Maas, Lek en IJssel. In de visserijwereld werd onderscheid gemaakt tussen bovenrivieren en benedenrivieren met hun vissers. De tegenstellingen tussenbeide groepen zijn behoorlijk groot.
Aandacht wordt besteed aan de visserij op de IJssel. Met name de visserij bij Zutphen, Kampen, Hattem en Doesburg komen aan bod. Gevist wordt onder andere op zalm, elft, steur, spiering en alver. De zalmvisserij bracht per saldo het meest op enwas daardoor voor de riviervisserij het belangrijkst. Als de zalmstand sterk terugloopt wordt gezocht naar alternatieven. Tussen 1900 en 1950 gaat de riviervisserij hollende achteruit, ook op de IJssel. Daar zijn een aantal redenen voor: de moeilijke bereikbaarheid van de paaiplaatsen, watervervuiling en intensievere vismethoden.
Vooral de Kampense vissers spelen bij dit laatstgenoemde punt een belangrijke rol. Na de afsluiting van de Zuiderzee en het einde van de Tweede Wereldoorlog valt het doek voor de riviervisserij. Pas tegen het einde van de twintigste eeuw worden maatregelen genomen om de trekvis terug te brengen op de rivieren. Het ziet er inmiddels hoopvol uit, zeker omdat ook de waterkwaliteit van de rivieren is verbeterd.