Onlangs verscheen van de hand van oud-Doesburger Cor Hartjes het boek ‘Cocky, mijn jeugd in Doesburg 1947-1967’; met ‘kinderkoppige jaren…’ als tweede ondertitel. Het zijn bijzondere herinneringen en rebelse belevenissen uit een tijd waarin er voor de jeugd veel ging veranderen en er in Doesburg eigenlijk niet zoveel te beleven viel. Het is voor velen ongetwijfeld een feest van herkenning. Het boek is alleen in museum De Roode Tooren te koop voor 19,95 euro.
Cor Hartjes is geboren op 4 februari 1947 in de Meipoortstraat in Doesburg, boven de pottenbakkerij van Welling, naast de opslag van Nieuwenhuis de kolenboer. Als schrijver van korte verhalen maakte hij door de tijd heen furore, zonder nou echt als persoon bekendheid te krijgen. Meestal werden zijn columns onder pseudoniem geplaatst onder andere in de ‘Vredesduif’, een wekelijks blad gericht op de postduivensport.
Moeder Mieneke werkte als poetsertje al voor de oorlog bij paardenslager Jansen aan de overkant van de straat. Daar in de Meipoortstraat leerde de jongen niet alleen lopen, maar ook de geneugten van vlees in het algemeen waarderen. Ontegenzeggelijk is bij Jansen de basis voor een biefstukpeuzelaar gelegd. Een issue dat hem de rest van zijn leven zou blijven achtervolgen. Nauwelijks brood of aardappelen met groenten, maar veelal paarden-, rund en varkensvlees. Eigenlijk was Cor een kieskauwer.
Ja, een bord andijviestamppot ging er nog wel in, maar dan wel met een doorgebakken speklap en de lekkere jus daarvan. Met name een balletje gehakt uit mager varkensvlees gemalen was favoriet. Dat mocht zelfs rauw zijn, wel met peper en zout gekruid en in paneermeel of beschuit gerold. Dat werd altijd even achter de toonbank van de slagerij van zijn plusouders geregeld, Omie en Tannie. Deze mensen op leeftijd waren kinderloos gebleven en razend gek met de baby – peuter – kleuter en later een obstinate tiener met al zijn fratsen. Nogmaals, vlees was belangrijk in het prille leven van Cor. Het waren ook de eerste woorden die hij kon uitkraaien: hakkie, hakkie…
Na het bewaarinstituut bij de nonnen ‘Achter De Barakken’ en de katholieke jongensschool in de Veerpoortstraat kwam hij in 1959 op het Ludger in Doetinchem terecht. Maar al gauw was de HBS te hoog gegrepen en de MULO aan de Doormansingel werd voor langere tijd zijn onderkomen. Vanwege puberachtige taferelen en niet meedenkende leraren alsmede een arrogant schoolbestuur met een vreselijke pastoor, werden het koppige jaren. Uiteindelijk kon in 1964 examen gedaan worden. Schriftelijk werd netjes gehaald, maar het mondelinge liep uit de hand. De jongen was in de ogen van een stelletje rechtlijnige examinatoren een recalcitrant figuur met vuile haardracht van bedenkelijke lengte.
Het verzet tegen de gevestigde orde nam hand over hand toe en resulteerde uiteindelijk om niet langer op de MULO te mogen komen. Hij mocht het géén jaartje meer overdoen. Uiteindelijk kwam ‘de tegen de stroom in roeier’ op een avondschoolgang terecht en de MULO werd een jaar later met twee examens afgesloten. De een katholiek, de ander openbaar geaard. Voor beide examens werd geslaagd, ondanks dat de avondsessies het getal tien niet haalden… Cor had gewoon een jaartje genikst! Je kunt jezelf afvragen waar nu de schuld van zakken een jaar eerder aan gelegen had? Uiteindelijk werd later zelfs het Atheneum nog gehaald.
Na zijn militaire dienst was hij al gauw getrouwd met Marian. De vrouw met wie hij inmiddels 45 jaar lief en leed heeft gedeeld. Het ‘tegen de draad in’ figuur van de jaren zestig veranderde uiteindelijk in een zorgzame huisvader van twee kinderen. Cor studeerde marketing en solliciteerde – na een aantal flopjes – bij het Rotterdams Beleggings Consortium – Robeco – om vandaar bij een dochtermaatschappij van Delta Lloyd terecht te komen. Het adviseren van levensverzekeringen op basis van pensioen zoals lijfrenten en spaarkassen werden zijn grote hobby. Met de manier van werken was hij zeer content, een rondgang met de auto van de zaak door Liemers en Achterhoek gaf hem het gevoel van een geweldige speelruimte. Cor was ongebonden en onafhankelijk met een zelfstandige inbreng. Het werk was een kolfje naar zijn hand. Later werd hij zelfs eigen baas als directeur van een assurantiekantoor, Hartjes Assurantiën bv!
Tijdens de Mulo-jaren had hij al het nodige aan schrijverij gedaan. Maar dat waren hoofdzakelijk liedjes in het Frans en Engels dat nooit enige betekenis heeft gekend. Later, in de zeventiger jaren werden wel korte verhalen gepubliceerd. Maar een broodschrijver is hij nooit geworden omdat alleen bekende auteurs brood met beleg konden verdienen, zoals een Mulisch en Hermans. Ten aanzien van deze schrijfstijl schoot hij tekort, maar ontwikkelde wel een eigen manier van gevoelens op papier zetten. Bovendien had hij bij het LOI op een cursus korte-verhalen-schrijven ingeschreven. Maar na de eerste les die ingezonden werd, bleek al gauw dat hij met zijn docent niet op één lijn zat. Hij stopte er onmiddellijk mee.
Eigenlijk was Cor ook niet zo’n geweldige lezer geweest. Het werk van Godfried Bomans trok hem wel, daar hield het eigenlijk ook mee op. Wel was hij geabonneerd op een drietal dagbladen, de Telegraaf als ochtend- en het Parool als avondkrant met het Financieel Dagblad voor zijn handel en wandel. Dat was zijn leesgenot. Van schrijven kwam eigenlijk niets meer. De verharding van de maatschappij had toegeslagen.
Na jaren van hosanna en tegenspoed in de commerciële wereld heeft hij als pensioengerechtigde alsnog de pen ter hand genomen om verhalenbundels te gaan publiceren. In eerste instantie vanuit een rolstoel in het revalidatiecentrum Den Ooyman in Doetinchem. Daar lag waarschijnlijk de drive om weer te gaan schrijven. Het verdoen van tijd. Waar kunstheupen al niet goed voor zijn! Later gebeurde dat – hersteld – op zijn assurantiekantoor dat niet meer in gebruik was.
Inmiddels zijn van hem twee paperbacks met korte verhalen. De eerste is – zoals vermeld – voor een groot gedeelte op Den Ooyman geschreven. De titel van dat boek heet ‘Bij de Pinken’ en is een vraag- en antwoordspel gaande zijn kleinkinderen gerelateerd aan de knowhow van een opa… Het tweede boek gaat over de jeugd van Cocky – een jongen van de straat – in de jaren direct na de oorlog tot aan het laatste kwart van de zestigers dat zich met name in Doesburg afspeelt. Dat boek is zeker de moeite waard om te lezen, niet alleen voor inmiddels ‘oude van dagen’, de jeugd van toen. Maar ook de spes patriae van tegenwoordig kan nog een vleugje nostalgie snuiven van de sfeer van destijds. O ja, de hoofdrolspeler in het boek Cocky is niemand anders dan ooit de schrik van de Oranjebuurt, Cor Hartjes.