Peter van Toor, voorzitter van de Stichting Nederlands IJzermuseum te Ulft, verzorgt donderdag 1 juli een lezing ijzergieterijen langs de Oude IJssel. De lezing vindt plaats in het Meulenhuus in Doesburg en start om 20.00 uur.
Het Oude IJsselgebied in de Gelderse Achterhoek mag zich de bakermat van de Nederlandse ijzerindustrie noemen. Vanaf eind zeventiende eeuw heeft er zich een ijzerindustrie ontwikkeld die tot op de dag van vandaag nationale betekenis heeft.
Het was het eerste gebied in Nederland waar in hoogovens ijzererts werd gesmolten; dat was het ijzeroer (elders ook wel moerasijzererts of weide-erts genoemd) dat in de streek enkele decimeters tot een meter diep in de bodem te vinden was en incidenteel nog aanwezig is.
Het riviertje de Oude IJssel en de zijbeken leverden, opgestuwd, de kracht om het waterrad te draaien dat de blaasbalgen liet werken. Deze laasbalgen voerden de lucht aan die nodig was om het houtskoolvuur in de hoogoven op de nodige, hoge temperatuur te krijgen.
De rivier bood bovendien, weliswaar beperkt, mogelijkheden voor de aanvoer van grondstoffen en de afvoer van producten. Peter van Toor zal hierover uitgebreid vertellen, van de eerste hoogoven aan de Bielheimerbeek bij Gaanderen tot de laatste vier nog overgebleven gieterijen in Isselburg, Terborg, Langerak en Doesburg.
Zie ook:
Expositie over Oude IJssel in museum De Roode Tooren